Merker-geassisteerde selectie (MAS) bij reisduiven

Hoe werkt merker-geassisteerde selectie (MAS) bij reisduiven?

Genetica eenvoudig uitgelegd:

Beeld u in dat elke duif een uniek kookboek bij zich draagt. Dit kookboek bevat hoofdstukken die we chromosomen noemen. Elk hoofdstuk bevat specifieke recepten die genen worden genoemd. Elk recept bestaat uit speciale letters die nucleotiden worden genoemd: adenine (A), thymine (T), cytosine (C) en guanine (G). Deze nucleotiden vormen de basis van het DNA en zijn de basisingrediënten van elk recept in het kookboek. Deze recepten bepalen alles aan de duif: de kleur van de veren, de kleur van de ogen, de lichaamsbouw, enz.

Er bestaan steeds verschillende variaties van eenzelfde recept: er zijn blauwe duiven, witte duiven, geschelpte duiven, zwarte duiven, enz. Deze variaties in het gen voor de vederkleur worden allelen genoemd. Bij duiven kan er bijvoorbeeld één allel zijn dat witte veren veroorzaakt en een ander allel dat blauwe veren veroorzaakt. Het specifieke allelenpaar dat een duif heeft voor een bepaald gen, bijvoorbeeld voor vederkleur, wordt het genotype van die duif genoemd. Het genotype is dus de exacte versie van het recept in het duivenkookboek. Maar de uiterlijke kenmerken van de duif, zoals de kleur van zijn veren, worden het fenotype genoemd. Dit hangt onder andere af van de combinatie van allelen en genexpressie. Dus, terwijl het genotype de instructies in het recept beschrijft, is het fenotype de daadwerkelijke taart die volgens het recept gebakken wordt. 

Een voorbeeld:

De meeste duiven in de natuur hebben het LDHA(GG)-genotype. We noemen dit veelvoorkomende, typische recept voor het LDHA-gen het wildtype. Het andere allel dat op deze locus voorkomt, LDHA(A), kan worden beschouwd als een variatie of mutatie van het wildtype. Of deze mutatie invloed heeft op de duif moet altijd zorgvuldig worden onderzocht.

De invloed van afstamming:

Duiven hebben, net als mensen, 2 kopieën van elk chromosoom (of hoofdstuk in het kookboek). Dat betekent dat ze twee allelen van elk gen hebben, wat hun genotype vormt. Deze dubbele set chromosomen maakt de duif diploïd. Wanneer duiven zich voortplanten en eieren leggen, geven ze slechts de helft van hun chromosomen door aan hun jongen. Dit betekent dat het jong voor elk hoofdstuk in het kookboek 1 chromosoom van de vader en 1 chromosoom van de moeder krijgt. Het jong krijgt dus een mix van genen (of recepten) van beide ouders. Afhankelijk van de mix van allelen die het krijgt, zal het zijn eigen unieke genotype hebben, en dit genotype zal uiteindelijk het fenotype van het jong beïnvloeden.